Apporter, emporter, amener ou emmener?

Hoe zit het? Brengen, nemen, pakken, naartoe, vandaan … ?

APPORTER et EMPORTER

  • De eerste lettergrepen ‘A’ en ‘EM’: erg belangrijk want ze geven de richting van de actie aan. ‘A’ betekent ergens nAAr toe brengen. ‘EM’ betekent MEe nEMen. Par exemple: ‘Pizza à emporter’
  • Let op: als de richting niet duidelijk is, is ‘prendre’ een goede optie (een beetje zoals pakken)
    Pizzas et plats à emporter

    Pizzas et plats à emporter

  • ‘A’ en ‘EM’ zijn het voorvoegsel. Het ‘vaste’ gedeelte is ‘PORTER’. Dat betekent ‘dragen’.
  • Deze werkwoorden duiden dus op iets dat niet vanzelf kan bewegen: een onderwerp, een ding, een baby in je armen, een heel klein dier.
  • APPORTER en EMPORTER worden alleen gebruikt voor ‘onderwerpen’ die ‘gedragen’ moeten worden.

    APPORTER: het onderwerp wordt ergens nAar toe gebracht. (de ‘A’ van nAartoe). Par exemple: ‘Ce soir j’apporte le dessert’ (ik breng het toetje mee)
    EMPORTER: is het tegenovergestelde van APPORTER, het onderwerp wordt mee genomen, ergens vandaan. (de ‘E’ van MEe nemen, weg brengen). Par exemple: ‘J’emporte la poubelle’ (poubelle: vuilnisbak)

AMENER et EMMENER

  • Voor personen OF onderwerpen die niet gedragen hoeven te worden (een mens, een paard of een auto bijvoorbeeld).
  • ‘MENER’ betekent ‘leiden’. Je leidt alleen iets wat zelf kan bewegen, zoals honden, personen, fietsen etc.
    Let op: de Fransen maken ook fouten wat dit betreft. ;). Waarmee ze nooit fouten maken is over de ‘A’ of ‘EM’, in de richting goed aangeven (zoals brengen of meenemen).
  • Emmenez-moi au pays des merveilles, à l'autre bout de la terre

    Emmenez-moi au bout de la terre, au pays des merveilles

    AMENER: de persoon, het dier of het rijdende voorwerp wordt ergens nAartoe gebracht. ‘J’amène la voiture chez le garagiste’
    EMMENER: de persoon, dier of rijdende voorwerp wordt ergens vandaan MEegenomen. Par exemple: ‘Je pars, j’emmène les enfants’ (*je pars: ik vertrek)

1.- EXERCICE AUDITIF et DE LECTURE / LUISTER- EN LEESOEFENING

Exercice sur apporter/emporter et amener/emmener

Begin de quiz

Gefeliciteerd! - u heeft de Exercice sur apporter/emporter et amener/emmener quiz afgerond.

U heeft %%SCORE%% van de %%TOTAL%% vragen goed.

Dat is %%RATING%%


De antwoorden zijn hieronder aangegeven.
Terug
Grijze blokken zijn reeds beantwoord.
12345
678910
11Einde
Terug

2.- CONJUGAISONS

APPORTER et EMPORTER: zijn regelmatige werkwoorden met de uitgang in -er.

Amour sur place ou à emporter?

Amour sur place ou à emporter?

Zo ziet het er uit:

APPORTER/ EMPORTER
J’ apporte / J’emporte
Tu apportes/ Tu emportes
Il apporte/ Il emporte
Nous apportons/ Nous emportons
Vous apportez/ Vous emportez
Ils apportent/ Ils emportent

AMENER et EMMENER:

  • De uitgangen zijn regelmatig (zoals de werkwoorden in -er).
  • Maar amener wordt amÈne bij de ‘rebellen persoonvormen’ (de eerste drie personen enkelvoud. Deze drie, zoals in veel ongerelmatige werkwoorden hebben een eigen vorm, en volgen de stam van ‘de vader’ -het hele werkwoord- niet: -J’amène, tu amènes, il amène- en ook bij de ‘twijfelaarpersoonvorm’ (3de persoon meervoud): ils amènent.
  • Leertip: de filosofie van de ‘rebellen’ en de ‘twijfelaar’ onthouden en de eerste persoonvorm leren: J’amène/ J’emmène

  • AMENER/ EMMENER
    J’amÈne / J’emmène
    Tu amènes / Tu emmènes
    Il amène / Il emmène
    Nous amenons / Nous emmenons
    Vous amenez / Vous emmenez
    Ils amènent / Ils emmènent
    30209