Le passé simple:
In de gesproken taal in plaats van de ‘passé simple’ wordt de ‘passé composé’ gebruikt.
Passé simple
werkwoorden in -er
De uitgangen van de eerste 3 pers. enkelvoud lijken op ‘avoir’.
De 3de persoon meervoud eindigt in ‘èrent’.
-
Parler
Je parlai – ik sprak
Tu parlas – etc.
Il parla
Nous parlâmes
Vous parlâtes
Ils parlèrent
Passé simple werkwoorden in -ir
De uitgangen van de 3 personen enkelvoud lijken op de tegenwoordige tijd.
De 3de persoon meervoud eindigt in ‘irent’
-
Finir
Je finis – ik eindigde
Tu finis – etc.
Il finit
Nous finîmes
Vous finîtes
Ils finirent
4996