Volgorde in de bewerende zin van de volgende persoonlijke voornaamwoorden:
1. Wederkerende voornaamwoorden
ME, TE, SE, NOUS, VOUS, SE
-
bijv.: je m’appelle
2. Lijdend voorwerp voornaamwoorden
Zelfde als boven, behalve de derde persoon: LE, LA
-
Elle achète la petite peluche (acheter: kopen)
Elle l’achète
3. Meewerkend voorwerp voornaamwoorden
Zelfde als de werderkerende voornaamwoord behalve derde persoon enkelvoud: LUI (wordt gebruikt voor mannelijk en vrouwelijk), en de derde persoon meervoud: LEUR
-
Il donne un coussin au garçon (donner: geven; coussin: kussen)
Il donne un coussin à la fille
In beide gevallen wordt het: Il lui donne un coussin
Il donne un coussin aux enfants
Il leur donne un coussin
De sleutel tot de volgorde van de bovengenoemde voornaamwoorden heeft te maken met het leuke verhaal van hun vriendschap met het ‘onderwerp’.
Onthoud: de dikste vriend van het onderwerp is het wederkerend vnw., ze gaan altijd samen door het leven, daarna komt het lijdend voorwerp vnw., en de laatste is het meewerkend voorwerp vn.w. Maar onthoud: als de kleine ‘ne’ in beeld komt, dan heeft hij altijd prioriteit, de eerste plek naast het onderwerp.
Vertaald naar grammatica regels:
1. Algemene regel:
Het wederkerend vnw. komt of staat altijd naast het onderwerp, meteen daarna.
(Ze hebben ook heel veel met elkaar te maken: het werderkerend vn.w. gaat over het onderwerp zelf :))
Alleen ‘ne’ is nog dichter bij het onderwerp: Je ne m’appelle pas Loulou.
MIX wederkerend vnw. en lijdend voorwerp v.w.:
Eerst het wederkerend vn.w en daarna het lijdend voorwerp vnw.
Il se le permet: hij permiteer zich dat
Il me le permet: hij permiteert me dat
LIJDEND VOORWERP VN.W:
LE, LA, LES
MIX lijdend voorwerp vnw. en meewerkend voorwerp vnw.:
Wie is meer bevriend met het onderwep?
Het lijdend voorwerp vnw., dus die gaat eerst, daarna volgt het meewerkend voorwerp vnw.
bijv.:
j’ai raconté une histoire à ma copine
je lui ai raconté une histoire
je la lui ai raconté
8070